Na een wat teleurstellende eerste korte verblijf op Sardinië een paar jaar geleden, beslisten we toch om het nog eens een kans te geven en onze zomervakantie op het eiland door te brengen.
Gezien de vorige trips wat grijs en regenachtig waren, wilden we nu wel wat genieten van zon.
Onze boot was geboekt bij Corsica Ferries om de overtocht te maken van Toulon naar Porto Torres.
Zoals steeds namen we de overtocht ‘s nachts om dan vroeg in de ochtend aan te komen.
Eerste taak die moest gebeuren was inkopen doen.
We volgden een geplande track langs de kust zuidwaarts, maar omdat we zeker wilden zijn dat we inkopen konden doen, en we moesten Olli nog voltanken, beslisten we na een tijd om toch maar TomTom de snelste route te laten berekenen tot Alghero.
Van Alghero volgden we via de SP105 de kust zuidwaarts op zoek naar een eerste kampplaats.
We hadden al snel door dat het niet ging lukken in dit deel, en voor we het wisten zaten we al in Bosa, vanwaar de route ons inlands stuurde richting Santu Lussurgiu. Een pittoresk oud stadje, gebouwd op de bodem van wat ooit een vulkaan was. Het stadje is ook gekend om zijn paardenwedstrijden door de stadsstraten.
Vandaar was het terug richting kust, via kleine wegen en aardewegen. Ondanks dat de kaart aangaf dat het een verharde weg was, waren veel wegen echte off-road tracks met vele putten.
Snelheid was geen optie door deze wegen, en door het genieten van de uitzichten, en ondanks het nog niet laat was, waren we toch al redelijk moe. De rit van huis naar Toulon hakte er nog in.
Op een plaats dat leek alsof er een parking was aangelegd langs de bergweg, beslisten we om ons kamp op te slaan en nog wat te luieren voor de rest van de namiddag.
Na een goede nachtrust, rustige ochtend en een wandeling naar de rivier vlakbij, vertrokken we verder naar beneden, richting kust. Niet veel later realiseerden we ons dat we geluk hadden door te stoppen aan die “parking”, want er was totaal geen mogelijkheid meer om een deftige kampplaats te vinden.
We kwamen aan te Torre del Pozzo. Een klein toeristisch kustdorpje, waar we na een korte stop verder de kust af reden.
Langs deze passeerden we plots iets wat leek op een zoutvlakte. Je kon er blijkbaar parkeren, dus rechtsomkeer gemaakt en eens gaan kijken.
Het bleek geen zoutvlakte te zijn, maar een bijna uitgedroogd meer. We wandelden op het meer zover we konden, en voor we met onze voeten vast zouden zitten in het slijk. Een paar honderd meter verder was er terug water, en zaten een pak flamingo’s. Natuurlijk had ik mijn zoomlens niet bij.
Na de middagstop zetten we onze rit verder langs de SP66. Daar draaiden we een aardeweg in, dewelke ons langs de rand van de kliffen bracht. De track was zalig en de uitzichten prachtig. Uiteindelijk kwamen we aan te Portu Suedda / Mari Ermi. Dit moet volgens ons een surfparadijs zijn op Sardinië, want het zat er vol met wind- en kitesurfers.
Verder zuidwaarts, via de SP59 reden we tot Tharros. Dit is een archeologische site die terug gaat tot de 8ste eeuw voor Christus. Na een bezoek aan het openluchtmuseum, gingen we iets eten te San Giovanni di Sinis, en reden we terug richting Portu Suedda, waar we eerder die dag een goede slaapplaats hadden gemarkeerd.
De volgende ochtend, na het doornemen van onze mini-reisgids, reden we naar Crabas. Volgens het boekje een klein vissersdorpje. Echter, veel speciaals was er niet te zien, zelfs geen haventje. Maar rond het meer was er wel de mogelijkheid om flamingo’s te spotten. De co-pilote zocht met behulp van onze kaarten een weg naar wat kleinere meertjes. We reden richting open zicht op het meer, maar dat was niet echt een goed idee. De track was dicht bij het meer, en iemand had de irrigatiepompen laten aanstaan waardoor het er heel drassig en glad bij lag. We beslisten om terug te keren, nu we nog konden. Een beetje teleurgesteld, want de rest van het meer was omringd door hoog riet waar je niet door kon kijken.
Net als we Olli hadden gedraaid zien we op amper eem 10tal meter van ons de vogels. Wij blij en foto’s gaan nemen. Tot ik niet veel later merkte dat mijn toestel al een hele tijd verkeerd stond ingesteld en ik allemaal foto’s had met blauwe filter. Maar goed, we hadden ze toch van dichtbij in het echt gezien.
We reden verder zuidwaarts, op zoek naar een kampplaats, en hopelijk deze keer wel aan de kust. Langs de SP66 vonden we een mooie plaats bij Portu Maga. Aan het einde van het strand, waar een gewone wagen niet kan komen, konden we ons installeren.
We beslisten om hier minstens 2 nachten te blijven voor we verder trokken, en wat te genieten van de zee, zon en snorkelen.